Voor de baanwielrenners is Rio 2016 hét doel van de voorbije vier jaar. In ons land komt de piste veel minder aan bod dan het wegwielrennen, dus kan het geen kwaad om de verschillende disciplines eens uit te leggen.
De vijf Olympische nummers
Van alle soorten wedstrijden die op de piste gereden kunnen worden, hebben er maar vijf een Olympisch statuut. Op het wereldkampioenschap werden dit jaar 19 disciplines bekroond. Dus zelfs al ben je wereldkampioen op de piste, is de kans nog groot dat je discipline niet voorkomt op de Spelen. Het Olympisch programma verandert ook regelmatig om verschillende nummers aan bod te laten komen.
Dit jaar worden volgende nummers gereden:
Keirin
Omnium
Ploegenachtervolging
Individuele sprint
Ploegsprint
Algemeen gezien kan je een lijn trekken tussen de sprintnummers enerzijds en de uithoudingsnummers anderzijds.

Sprint
De sprints baseren zich op korte, hevige inspanningen. Rauwe kracht en explosiviteit halen het hier. De renners zijn dan gemiddeld ook een pak breder en forser gebouwd dan hun spichtige collega's die we kennen van de Ronde van Frankrijk. Ook tactiek speelt een belangrijke rol, omdat elke spurtinspanning perfect getimed moet worden.
Individuele sprint
Man tegen man. De individuele sprint is kort, pijlsnel en razend spannend. Twee renners starten naast elkaar vanuit stilstand. Ze rijden 750m op de piste (drie rondjes) en wie het eerst over de streep rijdt wint. Dit doen ze drie keer. Erg simpel dus.
Niemand wil de sprint van kop af beginnen, dus meestal zijn de eerste rondjes een kat en muisspel om niet vooraan te rijden. De renners houden elkaar ook scherp in de gaten om verrassingsaanvallen te voorkomen.
Volgens de regels mag je niet achteruit rijden. Daarom staan de sprinters soms helemaal stil om elkaar nerveus te maken. Als ze dit te lang doen kan de jury tussenbeiden komen om te voorkomen dat het publiek anderhalf uur naar stilstaande renners moet gapen.

Teamsprint
Een moordend explosieve discipline. Twee teams van drie renners starten aan keerszijden van de baan. Elke renner rijdt één ronde zo snel hij kan op kop en laat zich dan uitzakken. De ploeg van wie de derde renner in het derde rondje eerst over de lijn komt, wint. De vrouwen rijden twee rondjes, met twee rensters per team.
De trio's starten vanuit stilstand, dus het is zaak om zo snel mogelijk op te trekken en elkaars wiel te houden. De derde renner moet zijn inspanning het langste volhouden en nog iets overhouden voor de eindspurt. Deze discipline rust op pure kracht.
Keirin
Een van de snelste nummers op de piste. Er moeten 8 rondjes van 250m afgelegd worden. De renners starten achter een derny die gradueel optrekt tot een snelheid van ongeveer 50km/u. Met zo'n 700m te gaan verlaat de derny de piste en mag er aangevallen worden. Sprintsnelheden van boven de 70km/u zijn in deze discipline geen uitzondering.
Uithouding
De uithoudingsnummers gelijken qua inspanning en tactiek veel meer op het wegwielrennen. Veel renners uit deze disciplines maken de switch naar de weg, vaak met groot succes. (Zie Bradley Wiggins, Geraint Thomas, Rohan Dennis,...) In Rio zullen ook enkele sterren van de weg, zoals Cavendish en Viviani hun kans wagen in de uithoudingsnummers.

Omnium
Hét allround evenement van de piste. Het omnium duurt twee dagen en is opgebouwd uit allerlei kleinere onderdelen. Je kan het een beetje de tienkamp van de koers noemen.
Omnium bestaat uit:
- Scratch: Doodsimpel. Er wordt 15km afgelegd en de eerste over de lijn wint. De vrouwen rijden 10km.
- Individuele achtervolging: Twee renners starten aan weerszijden van de piste. De mannen rijden 4km, vrouwen 3. Degene met de beste tijd wint. Omdat de renners elkaar letterlijk achtervolgen, kan er ook ingehaald worden. Als dat gebeurt is de wedstrijd, ongeacht de afgelegde afstand, afgelopen.
- Afvalling: De renners starten samen. Elke ronde wordt de laatste over de lijn uitgesloten. Dit gaat verder tot de laatste overblijvers kunnen sprinten voor de overwinning.
- Tijdrit: 1km voor de mannen, 500m voor de vrouwen. Je vertrekt uit stilstand en rijdt op je eentje zo hard je kan om de beste tijd te halen. Er worden vaak tijden onder de minuut neergezet.
- Vliegende ronde: De tijd wordt opgemeten in de laatste 200m nadat de renner een paar rondjes snelheid heeft opgebouwd. Een erg explosieve sprintinspanning.
- Puntenkoers: Een chaotische en ingewikkelde wedstrijd. De mannen rijden allemaal tegelijk 40km op de piste, vrouwen 25km. Elke tien ronden is er een sprint waar 5,3,2 en 1 punt te winnen valt. Als een renner het peloton kan dubbelen (een ronde nemen) dan krijgt hij 20 punten. Erg tactisch en moeilijk in te schatten. Vaak spannend tot het einde, omdat renners die weinig punten verzameld hebben in de spurts altijd sterk kunnen terugkomen door grote punten te pakken als ze een ronde nemen.
Het omnium is erg ingewikkeld omdat er op zoveel verschillende manieren punten te verzamelen zijn. Je moet elke discipline uiteraard uitrijden om kans te maken op eindwinst.
In elk nummer buiten de puntenkoers krijgt de winnaar 40 punten, de tweede 38, derde 36, en zo verder. De punten behaald in de puntenkoers worden integraal bij het totaal opgeteld. Als de stand gelijk is, telt de eindpositie van de finale sprint in de puntenkoers.

Ploegenachtervolging
Een combinatie van de teamsprint en de individuele achtervolging. Twee ploegen van vier renners rijden 4km aan de tegenovergestelde kant van de baan. In tegenstelling tot de teamsprint, moeten de ploegen samen over de streep komen. De klok stopt als de derde renner aankomt. De kunst is om zo efficiënt mogelijk van elkaar over te nemen, en zo hard mogelijk te rijden zonder elkaar kapot te maken. Om een goede achtervolgingsploeg op te bouwen, moeten de coureurs elkaar door en door kennen en vertrouwen om een perfect geoliede machine te worden.
Als één team ingehaald wordt, verliezen zij automatisch de wedstrijd.

Met deze info ben je voorbereid om een eerder onderbelichte sport in België fatsoenlijk te volgen. Lees zeker onze #EverythingBike Blog voor allerlei andere info over fietsen, materiaal en wedstrijden.